Erfrecht - Verklaring van behoud

We hebben in het verleden een reeks artikels gewijd aan het erfrecht. Vorig jaar hebben we ons verdiept in de veranderingen die het nieuwe erfrecht na 1 september van dit jaar zal brengen.  We zagen eveneens welke overeenkomsten nu al mogelijk zijn en welke in de toekomst toegelaten zullen zijn.  Maar wat moet of kun je nog doen, indien je van de oude regels wil gebruik maken ? In bepaalde gevallen kan het een groot verschil maken, het is dus zeker de moeite waard hierover na te denken. Heb je voor 1 september 2018 een schenking gedaan, dan moet je absoluut ten laatste op 1 september 2019 handelen, want daarna is het te laat. Dit is vooral belangrijk voor de mensen die reeds over hun nalatenschap nagedacht hebben en die hun successie gepland hebben. Laten we eens bekijken waarom dit belangrijk kan zijn.

Tot en met 1 september 2019!

IN GEVAL VAN VOORSCHOT OP ERFENIS

In het huidige erfrecht wordt ervan uitgegaan dat de erflater die een schenking doet, de bedoeling heeft de gelijkheid tussen al zijn erfgenamen te behouden. Deze schenking moet bijgevolg in de nalatenschap ingebracht worden, d.w.z. de schenking moet na het overlijden deel uitmaken van de te verdelen nalatenschap. In het nieuwe erfrecht is dit niet meer het geval. In het nieuwe erfrecht wordt de verplichting tot inbreng beperkt tot de afstammelingen. Lees hier om meer te weten over de verplichting tot inbreng. Wens je een schenking in de nalatenschap te laten inbrengen, dan kan dit, mits het afleggen van een ”verklaring van behoud”. 

Naast het al of niet inbrengen van een schenking en de manier van inbrengen, heeft het nieuwe erfrecht ook nog een belangrijke invloed op de waarde van de schenking. Volgens de huidige regels wordt een schenking van roerende goederen (bijv. geld) gewaardeerd op de dag van de schenking. Bij een onroerend goed (bv. een woning), geldt de waarde op de dag van de verdeling van de erfenis en gebeurt de inbreng in natura (m.a.w. het vastgoed zelf).

Volgens de nieuwe regels, vanaf 1 september, worden alle schenkingen (roerend of onroerend) gewaardeerd op de dag van de schenking, en dan geïndexeerd tot de dag van het overlijden, om tot een actuele waardering te komen. Daarenboven wordt elke schenking in waarde ingebracht door een pure verrekening, dus niet meer in natura.

OVERZICHT

De volgende tabel geeft een vergelijking weer tussen het huidig en het nieuw erfrecht inzake schenkingen.

erfrecht behoud tabel 1

 

ENKELE VOORBEELDEN

Met enkele voorbeelden zal dit duidelijker worden. Een vader heeft in het verleden (op dezelfde dag) aan zijn twee kinderen een schenking gedaan.

Scenario 1

Peter kreeg een appartement van €100.000, Els kreeg €100.000 op haar rekening. Het appartement zal bij de verdeling worden geherwaardeerd, maar het geld niet. Veronderstel dat de waarde van het appartement ondertussen is gestegen tot €240.000. Peter moet dan aan Els €70.000 euro afstaan (de helft) van zijn meerwaarde (zie tabel). Na het overlijden van de vader zal Peter bijgevolg minder krijgen van wat nog te verdelen is. En als er te weinig om te verdelen is, zal Peter het vastgoed moeten teruggeven en kan hij het appartement verliezen. Dit verandert met het nieuwe erfrecht. De waarde van beide schenkingen wordt vastgelegd op de dag van de schenking.

erfrecht behoud tabel 2

 

Scenario 2

Stel dat Els van vader €250.000 op haar rekening kreeg (en niet €100.000 zoals hierboven in het eerste scenario). Dan zal bij overlijden van vader vóór 1 september, de waarde van de inbreng tussen broer en zus ongeveer gelijk zijn. Dit komt omdat het geschonken bedrag (€250.000) wordt vergeleken met waarde van het appartement op de dag van de verdeling van de erfenis (€240.000). Als vader overlijdt na 1 september is dit anders. Beide bedragen, €250.000 (voor Els) en €100.000 (voor Peter) worden geïndexeerd tot aan de dag van overlijden. Els zal dan €82.500 moeten afstaan.

erfrecht behoud tabel nl

 

Een ander voorbeeld.

U hebt twee kinderen met een groot leeftijdsverschil. De eerste heeft op zijn 25ste verjaardag al 200.000 op zijn rekening gekregen, de andere zal op dezelfde leeftijd hetzelfde krijgen. Dit zal echter pas binnen enkele jaren gebeuren, na de invoering van het nieuwe erfrecht. Maar met de nieuwe regeling is dat bedrag intussen geïndexeerd. Uw tweede kind zou dan €220.000 moeten krijgen om de gelijkheid tussen uw twee kinderen te bewaren. Maar misschien wilt u dit niet.

De voorbeelden tonen aan dat de huidige en de nieuwe regeling verschillend zijn. Wenst u bij het oude systeem te blijven, dan is dit mogelijk als u een verklaring van behoud indient bij een notaris.

EEN VERKLARING OF AKTE VAN BEHOUD

Indien je bij het oude systeem wenst te blijven, dan kun je - ten laatste op 1 september 2019 - bij een notaris een “verklaring van behoud” afleggen. Dit geldt voor alle schenkingen die vóór 1 september 2018 plaatsgehad hebben. Volgens een Koninklijk Besluit dat onlangs door de ministerraad goedgekeurd werd, moet deze verklaring door de notaris ingeschreven worden in het Centraal Register van Testamenten. 

Wie reeds aan successieplanning gedaan heeft, loopt best vóór 1 september 2019 langs bij zijn notaris, om concreet te weten wat het nieuwe erfrecht in zijn eigen geval kan veranderen. 

Wacht niet te lang. Voor wie op of na 1 september 2018 overlijdt en er is geen verklaring tot behoud afgelegd, worden de nieuwe regels op eerder gedane schenkingen toegepast.

EN NA 1 SEPTEMBER?

Schenkingen na 1 september 2018 vallen sowieso onder de nieuwe regels.

bbm_gettyimages_106450507_11.jpg
In dit artikel

    Vandaag hebben de (onderwijs)bonden het werk neergelegd om pensioenmaatregelen, zoals voorgesteld in de supernota van De Wever, te blokkeren. Hoewel overgangsmaatregelen natuurlijk altijd noodzakelijk zijn voor leerkrachten op een boogscheut van hun pensioen, is een volledige afwijzing van de hervormingen niet de oplossing. Het is niet meer van willen, de volgende regering moét de Belgische pensioenen onder handen nemen. In zijn meest recente cijfers voorspelt de Studiecommissie voor de Vergrijzing dat de pensioenuitgaven bij ongewijzigd beleid zullen stijgen van 11.2% van het bbp in 2023 tot 12.3% in 2029 en 13,7% in 2070 (SCvV, 2024). De extra kosten bedragen ruim 14 miljard euro, waarvan ruim 6 miljard nog voor 2030 komen. Dit maakt duidelijk dat snel ingrijpen noodzakelijk is. Stilstand leidt alleen maar tot een nog groter probleem, dat later met nog zwaardere maatregelen zal moeten worden aangepakt. 


    De huidige pensioenregeling legt een steeds zwaardere druk op de samenleving. We werken te kort om daarna te lang van een pensioen te genieten: gemiddeld 34,5 jaar werken om daarna 24 jaar van ons pensioen te genieten (Eurostat 2022). Ter vergelijking: Nederland registreert een gemiddelde loopbaanduur van 43,2 jaar, Duitsland van 39,3 jaar, en Frankrijk van 36,6 jaar. 

    De supernota biedt drie sleutels om dit aan te pakken: 

    1. Gelijke behandeling, ongeacht het statuut, is een must: om de kosten te drukken, moeten we pensioenrechten sterker koppelen aan het aantal gewerkte jaren via een bonusmalus-systeem. Zo kunnen we langere loopbanen stimuleren zonder een harde verplichting op te leggen. Het is hierbij noodzakelijk om pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen gelijk te trekken. Op dit moment krijgen leerkrachten gunstigere voorwaarden (tantièmes) waardoor ze 41-42 jaar moeten werken voor een volledige loopbaan, terwijl werknemers in de privé 45 jaar moeten werken voor lagere pensioenen. Gelijke behandeling, ongeacht het statuut, is een must. Het doel zou moeten zijn dat iedereen 45 jaar werkt. De voorgestelde harmonisering tussen de pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen past hierin. Dit is al lang een punt van discussie. Te lang. 

    2. Duidelijker verband tussen arbeid en pensioenopbouw: de afbouw van gelijkgestelde periodes voor brugpensioen, landingsbanen en langdurige werkloosheid is een noodzakelijke maatregel. Mensen moeten gestimuleerd worden om actief te blijven, en deze inactiviteit mag niet langer gelijkstaan aan werk. Dit is uiteraard een moeilijke keuze, maar wel de juiste. 

    3. Hervorm de berekening van de huidige pensioenen: met enkel meer en langer werken, redden we het niet. De regeringsonderhandelaars kijken terecht naar de huidige pensioenen. Hoewel er hier belangrijke stappen worden gezet, zoals bijvoorbeeld het afschaffen van de perequatie, kan de reële groei van de hoogste pensioenen nog verder worden getemperd. Dit zou zorgen voor een eerlijkere verdeling van de lasten tussen jongere en oudere generaties, zonder dat de nominale pensioenen dalen.

    Een oproep tot redelijkheid

    De zorgen van de onderwijsbonden zijn begrijpelijk: niemand wil een hervorming die hun pensioenrechten plots en zonder nuance aantast. Maar hervormingen hoeven niet oneerlijk te zijn. Overgangsmaatregelen kunnen en moeten ervoor zorgen dat mensen de tijd krijgen om zich  aan te passen en aanvullende pensioenpijlers op te bouwen. Wat echter niet kan, is een complete afwijzing van elke hervorming. Zo maken we alleen maar een onmogelijk hoge rekening voor onze jongere generaties die ze op termijn niet meer gaan kunnen betalen. Politieke moed zal nodig zijn om het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken. Maar pensioenhervorming mag geen taboe zijn. Het is een kans om een eerlijker, duurzamer en realistisch systeem te creëren dat werkt voor iedereen. Laten we die kans grijpen! 


    Martijn Hoogeweegen, CEO van levensverzekeraar NN
    Colin Sanders, wetenschappelijk medewerker, UHasselt en longevity specialist voor NN 
    Bart Chiau, professor faculteit Economie, UGent en verzekeringsexpert van NN

    Deel dit artikel