Verplichte dekking tegen natuurrampen

De dekking tegen natuurrampen is sinds maart 2007 verplicht opgenomen in de brandverzekering. Een aardbeving, een overstroming, het overlopen of de opstuwing van openbare riolen en een aardverschuiving of grondverzakking: ze vallen allemaal onder de definitie van natuurramp. Zowel huizen als appartementen kunnen er dus door beschadigd worden. Voor de dekking verplicht gemaakt werd, moest de overheid een gebeurtenis eerst als ramp erkennen. Vervolgens konden slachtoffers zich dan tot het Rampenfonds richten. Deze procedure was erg tijdrovend en de dekking was beperkt. Het Rampenfonds blijft wel toegankelijk voor personen die om financiële redenen geen brandverzekering onderschreven en kunnen aantonen dat ze een leefloon van het OCMW ontvangen. De verplichte natuurrampendekking geldt enkel voor gebouwen en hun inhoud. Landbouwers kunnen voor hun gewassen en vee ook nog steeds bij het Rampenfonds terecht. Andere schadelijders (particulieren, kleine ondernemingen en landbouwbedrijven) worden sinds de verplichte dekking in de brandverzekering door hun eigen verzekeraar vergoed.

De premie van deze dekking hangt af van de ligging van uw woning. Hoe meer risico, hoe meer premie. Omdat bepaalde regio’s erg risicovol zijn, en verzekeraars voor die gebouwen geen normale markttarieven aanbieden, heeft het Tariferingsbureau de premie in die gevallen bepaald op 0,9‰ per duizend euro. Wat er precies gedekt is, bepaalt elke maatschappij zelf. De wet legt wel een minimumdekking op en een maximumvrijstelling.

Eerste hulp bij natuurramp

Als u schade lijdt als gevolg van een natuurramp dan wordt u door uw eigen brandverzekeraar vergoed binnen de 30 dagen nadat er een akkoord is tussen u als verzekerde en uw verzekeraar. Dat is vrij snel, maar dat akkoord kan wel wat tijd in beslag nemen. Om snel vergoed te worden is het belangrijk dat u zelf van in het begin stappen onderneemt. Geef dus onmiddellijk het schadegeval aan bij uw verzekeraar of verwittig uw makelaar die dan het nodige het zal doen. Neem foto’s van de schade en schakel hulp in om spullen in veiligheid te brengen of eventueel water weg te pompen. Als verzekerde hebt u immers een schadebeperkingplicht. Vervolgens vraagt u bestekken op bij leveranciers die de schade zullen herstellen. Al deze stukken geven al een raming van de schade en maakt u over aan uw verzekeraar die een expert zal aanstellen. Deze expert is verplicht binnen de 90 dagen zijn verslag af te ronden. U kan tijdens deze expertise ook uw belangen verdedigen of u laten bijstaan door uw makelaar of een onafhankelijke expert. Gaat u niet akkoord met de bevindingen van de expert, dan mag u een tegenexpertise vragen.

De termijn van 30 dagen begint te lopen na afsluiten van de expertise. Meestal wordt op dat moment al 80% vergoed. Voor de overige 20% moeten facturen voorgelegd worden. Er zijn echter verzekeringsmaatschappijen die onmiddellijk 100% van de vergoeding uitbetalen.

In dit artikel

    Vandaag hebben de (onderwijs)bonden het werk neergelegd om pensioenmaatregelen, zoals voorgesteld in de supernota van De Wever, te blokkeren. Hoewel overgangsmaatregelen natuurlijk altijd noodzakelijk zijn voor leerkrachten op een boogscheut van hun pensioen, is een volledige afwijzing van de hervormingen niet de oplossing. Het is niet meer van willen, de volgende regering moét de Belgische pensioenen onder handen nemen. In zijn meest recente cijfers voorspelt de Studiecommissie voor de Vergrijzing dat de pensioenuitgaven bij ongewijzigd beleid zullen stijgen van 11.2% van het bbp in 2023 tot 12.3% in 2029 en 13,7% in 2070 (SCvV, 2024). De extra kosten bedragen ruim 14 miljard euro, waarvan ruim 6 miljard nog voor 2030 komen. Dit maakt duidelijk dat snel ingrijpen noodzakelijk is. Stilstand leidt alleen maar tot een nog groter probleem, dat later met nog zwaardere maatregelen zal moeten worden aangepakt. 


    De huidige pensioenregeling legt een steeds zwaardere druk op de samenleving. We werken te kort om daarna te lang van een pensioen te genieten: gemiddeld 34,5 jaar werken om daarna 24 jaar van ons pensioen te genieten (Eurostat 2022). Ter vergelijking: Nederland registreert een gemiddelde loopbaanduur van 43,2 jaar, Duitsland van 39,3 jaar, en Frankrijk van 36,6 jaar. 

    De supernota biedt drie sleutels om dit aan te pakken: 

    1. Gelijke behandeling, ongeacht het statuut, is een must: om de kosten te drukken, moeten we pensioenrechten sterker koppelen aan het aantal gewerkte jaren via een bonusmalus-systeem. Zo kunnen we langere loopbanen stimuleren zonder een harde verplichting op te leggen. Het is hierbij noodzakelijk om pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen gelijk te trekken. Op dit moment krijgen leerkrachten gunstigere voorwaarden (tantièmes) waardoor ze 41-42 jaar moeten werken voor een volledige loopbaan, terwijl werknemers in de privé 45 jaar moeten werken voor lagere pensioenen. Gelijke behandeling, ongeacht het statuut, is een must. Het doel zou moeten zijn dat iedereen 45 jaar werkt. De voorgestelde harmonisering tussen de pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen past hierin. Dit is al lang een punt van discussie. Te lang. 

    2. Duidelijker verband tussen arbeid en pensioenopbouw: de afbouw van gelijkgestelde periodes voor brugpensioen, landingsbanen en langdurige werkloosheid is een noodzakelijke maatregel. Mensen moeten gestimuleerd worden om actief te blijven, en deze inactiviteit mag niet langer gelijkstaan aan werk. Dit is uiteraard een moeilijke keuze, maar wel de juiste. 

    3. Hervorm de berekening van de huidige pensioenen: met enkel meer en langer werken, redden we het niet. De regeringsonderhandelaars kijken terecht naar de huidige pensioenen. Hoewel er hier belangrijke stappen worden gezet, zoals bijvoorbeeld het afschaffen van de perequatie, kan de reële groei van de hoogste pensioenen nog verder worden getemperd. Dit zou zorgen voor een eerlijkere verdeling van de lasten tussen jongere en oudere generaties, zonder dat de nominale pensioenen dalen.

    Een oproep tot redelijkheid

    De zorgen van de onderwijsbonden zijn begrijpelijk: niemand wil een hervorming die hun pensioenrechten plots en zonder nuance aantast. Maar hervormingen hoeven niet oneerlijk te zijn. Overgangsmaatregelen kunnen en moeten ervoor zorgen dat mensen de tijd krijgen om zich  aan te passen en aanvullende pensioenpijlers op te bouwen. Wat echter niet kan, is een complete afwijzing van elke hervorming. Zo maken we alleen maar een onmogelijk hoge rekening voor onze jongere generaties die ze op termijn niet meer gaan kunnen betalen. Politieke moed zal nodig zijn om het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken. Maar pensioenhervorming mag geen taboe zijn. Het is een kans om een eerlijker, duurzamer en realistisch systeem te creëren dat werkt voor iedereen. Laten we die kans grijpen! 


    Martijn Hoogeweegen, CEO van levensverzekeraar NN
    Colin Sanders, wetenschappelijk medewerker, UHasselt en longevity specialist voor NN 
    Bart Chiau, professor faculteit Economie, UGent en verzekeringsexpert van NN

    Deel dit artikel