De tweede pijler legt de verantwoordelijkheid voor het pensioen sowieso meer bij de individuele burger én bij de werkgever van die burger: is het een goed idee om daar zwaarder op in te zetten?
Jan Van Autreve: ‘In mijn ogen maken de eerste en tweede pijler allebei essentieel onderdeel uit van ons pensioensysteem. Het is dus geen of-of- maar een en-en verhaal. De eerste pijler garandeert een stukje algemene maatschappelijke welvaartsverdeling en berust dus op een brede solidariteit. Daarnaast moet de bevolking inderdaad ook nog meer geactiveerd worden om zelf ook te sparen voor het pensioen, en daarvoor kunnen we terugvallen op de tweede pijler.’
‘De eerste en tweede pijler maken allebei een essentieel onderdeel uit van ons pensioensysteem. Het is dus geen of-of- maar een en-enverhaal’ Jan Van Autreve, Chief Executive Officer van NN
Pierre Devolder: ‘Ik geloof niet in een individuele responsabilisering van de burger om zelf massaal voor het eigen pensioen te gaan sparen. De eerste en tweede pijler – die de burgers collectief responsabiliseren – moeten de basis van het systeem blijven. Er zijn voldoende studies die aantonen dat een grote meerderheid van de burgers nooit individueel aan het pensioensparen zal gaan. De tweede pijler zou veralgemeend en misschien zelfs verplicht moeten worden.’
‘Een grote meerderheid van de burgers zal nooit massaal individueel sparen voor hun pensioen. De tweede pijler zou veralgemeend en misschien zelfs verplicht moeten worden’ Pierre Devolder, hoogleraar Financiën (UCLouvain)
Philip Neyt: ‘In mijn ogen zou de optelsom van het inkomen uit de eerste en tweede pijler moeten volstaan om de levensstandaard op peil te houden. Als minimale financiële maatstaf hanteer ik daarbij de gemiddelde rusthuisfactuur: 92 procent van de werkelijk betaalde maandelijkse wettelijke pensioenen volstaat anno 2021 niet om die rusthuisfactuur te betalen. De tweede pijler vormt daarvoor dus een essentiële aanvulling. Tegelijk mogen we in ons land ook niet blind zijn voor het belang van de zogenaamde derde en vierde pijler: het roerend en onroerend vermogen van de Belg. Ook hier mag je pensioen niet zien als een geïsoleerd iets; pensioen, zorg en wonen hangen samen binnen een ouderenbeleid. De combinatie van deze beleidsdomeinen samen met het spaarvermogen van de gepensioneerden maakt gelukkig dat de armoedegraad binnen deze groep relatief laag is. In vergelijking ligt in Nederland het globaal pensioeninkomen weliswaar hoger maar is de zorg, de eigen woning en het spaarvermogen een pak lager dan bij ons….
Wat doen we dan met de ambtenaren, die een veel genereuzer wettelijk pensioen hebben maar vaak nog niet op een tweede pijler kunnen rekenen?
Pierre Devolder: ‘Ik zie twee opties: ofwel wordt stevig geknipt in de wettelijke ambtenarenpensioenen en wordt voor hen ook een tweede pijler uitgebouwd, ofwel behouden we de hogere ambtenarenpensioenen. Maar de essentie is dat het systeem billijk en transparant moet zijn. Eventuele verschillen moeten ook gerechtvaardigd blijken.’
Is een bonus-malussysteem – waarbij iemand financieel beloond wordt als die wat later zijn pensioen opneemt maar ook wat moet inleveren als die vroeger stopt met werken – een goed idee om mensen langer aan het werk te houden?
Jan Van Autreve: ‘Ik vind dit zowel in de eerste als in de tweede pijler best te verantwoorden. Iemand die langer bijdraagt tot de financiering van het systeem mag daar ook voor beloond worden, toch?’
Is er nog marge om die tweede pijler verder uit te bouwen en te optimaliseren?
Jan Van Autreve: ‘Dat lijkt me wel. Eerst en vooral is het aanvullend pensioen zeker nog niet voldoende gedemocratiseerd. Daarnaast liggen ook de bijdragen voor heel wat mensen nog niet op een voldoende hoog niveau. Onze studies tonen bijvoorbeeld ook aan dat 55 procent van de Belgen vandaag nog altijd geen flauw idee heeft hoeveel ze nu precies moeten opzijzetten voor hun pensioen, of hoe ze aan pensioenplanning moeten doen. Laat ons het potentieel van die tweede pijler dan ook ten volle benutten, bijvoorbeeld om die rusthuisfactuur voor iedereen betaalbaar te houden.’
‘92 procent van de werkelijk betaalde maandelijkse wettelijke pensioenen volstaat anno 2021 niet meer om de rusthuisfactuur te betalen. Die tweede pijler vormt een essentiële aanvulling’ Philip Neyt, voorzitter PensioPlus (Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen)
Philip Neyt: ‘Als het over de tweede pijler gaat, kijken we hier vaak naar Nederland, waar die effectief een stuk verder uitgebouwd is. De 2de pijler is er té groot geworden en wordt als stroef ervaren; hier speelt de wet van de remmende voorsprong. Het vertrouwen in die tweede pijler in Nederland ligt een stuk lager dan in België, onder meer omdat de uitkeringen al 15 jaar lang niet meer geïndexeerd worden. De inflatie mag dan al jarenlang bijzonder laag liggen, op 15 jaar boet je daardoor toch al snel 25 procent aan levensstandaard in. In veel pensioenplannen heeft men zelfs de lopende uitkeringen verminderd (“korten”). Hierdoor werden de legitieme verwachtingen van de aangeslotenen totaal onderuit gehaald. De Belgische architectuur met een rendementsgarantie is sowieso een stuk solider en geeft de burger ook meer vertrouwen in die tweede pijler. De rendementsgarantie kan je vanuit puur economisch standpunt in vraag stellen maar is vanuit een sociaal beleid verantwoord.’
Hoe we het ook draaien of keren, om de eerste en tweede pijler op termijn voldoende te financieren, wordt langer werken sowieso onvermijdelijk. Welke stimuli zien jullie op dat vlak?
Jan Van Autreve: ‘De overheid zal een aantal heel gerichte maatregelen moeten nemen, maar ook de werkgevers hebben hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. Ze moeten veel sterker inzetten op interne mobiliteit en opleidingen, zodat hun werknemers langer inzetbaar blijven.’
Marjan Maes: ‘We zitten vandaag nog steeds in een vicieuze cirkel. Er bestaan tal van regelingen om mensen vervroegd te laten uittreden, denk maar aan de SWT-regeling of aan de landingsbanen. Waarom zou een werkgever dan nog investeren in de opleiding, competenties en inzetbaarheid van zijn oudere werknemers, in de wetenschap dat de terugverdientijd daarvan relatief kort is? Als de overheid de voorwaarden voor al die uittredingsregelingen, een soort ontziebeleid, een stuk verstrengt, dan wordt het voor werkgevers ook veel interessanter om meer aan ontwikkelbeleid te doen. We moeten die cirkel nu dringend doorbreken.’
‘Waarom zou een werkgever nog investeren in de opleiding van zijn oudere werknemers, in de wetenschap dat de terugverdientijd daarvan relatief kort is?’ Marjan Maes, pensioeneconome (KUL) en bestuurder bij het Vlaams Pensioenfonds
Pierre Devolder: ‘Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Vandaag betaalt de maatschappij voor werknemers die veel te vroeg uit de arbeidsmarkt stappen, op basis van allerlei systemen die de overheid bedacht heeft en die werkgevers toelaten om zich sneller van minder gewenste werkkrachten te ontdoen. Een aantal buurlanden, waarvan bezwaarlijk beweerd kan worden dat ze een sociaal afbraaksysteem hebben, presteren veel beter dan ons land en bewijzen dus ook dat het wel degelijk anders kan.’
‘Ofwel wordt stevig geknipt in de wettelijke ambtenarenpensioenen en wordt voor hen ook een tweede pijler uitgebouwd, ofwel behouden we de hogere ambtenarenpensioenen’ Pierre Devolder, hoogleraar Financiën (UCLouvain)