De wettelijk vastgelegde rendementsgarantie biedt werknemers die een groepsverzekering hebben extra zekerheid. Ze hebben bij de uitkering van hun groepsverzekering recht op een bedrag dat minstens overeenstemt met de gestorte bijdragen, verhoogd met het wettelijk bepaalde minimumrendement. Als de pensioeninstelling op het einde van de rit het vereiste rendement evenwel niet haalt, dan moet de werkgever bijpassen.
Hogere OLO’s, hogere rendementsgarantie
Sinds 2016 bedroeg de wettelijke minimum rendementsgarantie 1,75%. De lage rentestanden zorgden ervoor dat dit percentage jarenlang niet wijzigde. Maar door de hogere rente op lineaire obligaties (OLO’s) wordt de minimum rendementsgarantie vanaf 1 januari 2025 verhoogd tot 2,50%. Goed nieuws dus voor de aangeslotenen, want zij zien het eindkapitaal dat ze minstens mogen verwachten toenemen.
Meer onzekerheid voor werkgevers?
Maar wat met de werkgevers? Lopen zij een hoger risico dat ze bij de eindafrekening een extra financiële inspanning zullen moeten leveren?
Om een antwoord op deze vraag te geven, is het belangrijk om stil te staan bij de beleggingsvorm van de groepsverzekering. Er zijn immers twee mogelijkheden:
- Tak 21: de groepsverzekering biedt een gewaarborgde intrestvoet, eventueel aangevuld met een winstdeelname van de verzekeraar (niet gegarandeerd).
- Tak 23: de groepsverzekering belegt in onderliggende beleggingsfondsen. Het rendement (niet gegarandeerd) van de groepsverzekering hangt af van de prestaties van die fondsen.
Groepsverzekering Tak 21
Als het totaalrendement (gewaarborgde intrestvoet + eventuele winstdeelname) van de verzekeraar bij de eindafrekening lager ligt dan 2,50%, dan zal de werkgever het verschil zelf moeten ophoesten. Werkgevers zijn er niet zeker van dat het rendement van de groepsverzekeraar zal volstaan, aangezien niet gegarandeerd is dat er elk jaar een winstdeelname toegekend wordt.
Groepsverzekering Tak 23
Bij tak 23-groepsverzekeringen is er geen gewaarborgde intrestvoet. Het rendement wordt bepaald door de performance van fondsen. Hoewel ook dit geen zekerheid biedt, blijkt uit historische data dat tak 23-oplossingen op langere termijn bijna steeds een potentieel hoger rendement bieden dan tak 21. Meer nog, de rendementen in tak 23 kloppen doorgaans ook de inflatie, zodat werknemers geen koopkracht verliezen. Met tak 23 hebben werkgevers dan ook mogelijk uitzicht op een potentieel hoger rendement dan bij tak 21.
Maar rendementen uit het verleden bieden geen garanties voor de toekomst. De kans bestaat dus dat het rendement van een tak 23-groepsverzekering lager uitkomt dan de minimum rendementsgarantie van 2,50%.
Geldt de nieuwe rendementsgarantie enkel voor toekomstige premies?
Dat hangt af van de berekeningsmethode: de horizontale of de verticale.
- Bij de horizontale methode blijven de rendementsgaranties uit het verleden behouden voor de reserves die verworven zijn vóór de datum waarop het percentage gewijzigd werd. De toekomstige premies vallen onder het nieuwe percentage. Deze methode wordt meestal gevolgd door aanvullende pensioenplannen die een gewaarborgd rendement bieden (tak 21).
- Bij de verticale methode geldt de nieuwe rendementsgarantie zowel voor de opgebouwde reserve als voor de toekomstige premies. Dit is doorgaans van toepassing op tak 23-groepsverzekeringen.
Ontdek hier meer over de groepsverzekeringen van NN.