Hoe wordt de wettelijke rendementsgarantie van de werkgever in groepsverzekeringen berekend?
05/11/2024
Hoe wordt de wettelijke rendementsgarantie van de werkgever in groepsverzekeringen berekend?
Werknemers die via hun werkgever een aanvullend pensioenplan hebben, zoals een groepsverzekering, hebben voor meerdere types van aanvullende pensioenplannen recht op een wettelijke rendementsgarantie. De wetgever verplicht de werkgevers om in hun aanvullende pensioenplannen een bepaald minimumrendement te behalen. Maar hoeveel bedraagt die rendementsgarantie precies?
In dit artikel
Wat is de rendementsgarantie?
Dit is het wettelijk minimumrendement dat een groepsverzekering moet opleveren voor de aangesloten werknemers.
Op welke types groepsverzekering is een rendementsgarantie van toepassing?
Voor alle duidelijkheid: de rendementsgarantie is van toepassing op verschillende types van aanvullende pensioenplannen, zoals vastebijdragen- en cash balance-plannen, alsook op het gedeelte van vasteprestatieplannen (of tebereikendoelplannen) dat gefinancierd wordt met persoonlijke bijdragen. Het gedeelte van vasteprestatieplannen dat opgebouwd wordt via premies betaald door de werkgever is niet onderworpen aan de rendementsgarantie. Bij dit soort plannen moet de uiteindelijke prestatie immers al door de werkgever worden gegarandeerd.
De rendementsgarantie wordt elk jaar opnieuw bepaald. Daarbij wordt rekening gehouden met de rendementen op de financiële markten (meer bepaald met de rente op Lineaire Obligaties of OLO’s met een duurtijd van 10 jaar). Er geldt wel steeds een minimum van 1,75% en een maximum van 3,75%. Vanaf 1 januari 2025 stijgt de minimale rendementsgarantie tot 2,50%.
Voor welke premies geldt de rendementsgarantie?
Een belangrijke vraag is of die rendementsgarantie enkel geldt voor de premies die vanaf 2025 gestort worden, of ook voor de reserves die eerder al in het contract opgebouwd werden. Welnu, het antwoord op de vraag hangt af van de berekeningsmethode die gevolgd wordt. Want er zijn twee formules mogelijk: een ‘horizontale’ en een ‘verticale’.
Methode 1: de horizontale methode
Hierbij blijven de rendementsgaranties uit het verleden behouden op de reserves die verworven zijn vóór de datum waarop het percentage gewijzigd werd. Bij elke nieuwe wijziging wordt dus een aparte schijf van reserves gecreëerd die deze rendementsgarantie genieten tot de wettelijke pensioenleeftijd van de aangeslotene. De toekomstige premies worden onderworpen aan het nieuwe percentage. De horizontale methode wordt meestal gevolgd door aanvullende pensioenplannen die een gewaarborgd rendement bieden (tak 21).
Methode 2: de verticale methode
Deze methode valt best te vergelijken met een spaarrekening. Elk nieuw percentage is van toepassing op alle verworven reserves en op de toekomstige premies (tot de rendementsgarantie opnieuw wijzigt). Doorgaans wordt deze methode gevolgd door aanvullende pensioenplannen die beleggen in tak 23, en waarvan het rendement dus afhangt van één of meerdere onderliggende fondsen.
De werkgever kiest de methode
Voor alle plannen sinds 2016 kiest de werkgever de methode, die ook vermeld wordt in het pensioenreglement.
Bij gebrek aan een uitdrukkelijke vermelding in het pensioenreglement alsook voor de plannen die al vóór 2016 bestonden, wordt de methode bepaald in functie van de financieringsmethode van het plan (tak 21 of tak 23). Werkgevers konden hiervan wel afwijken.
Het is enkel mogelijk om de methode te wijzigen als ook de beleggingswijze van de premies aangepast wordt.
Wanneer geldt de rendementsgarantie?
Of de premies in een groepsverzekering minstens de rendementsgarantie opgeleverd hebben, wordt berekend wanneer de medewerker met pensioen gaat of wanneer hij het bedrijf verlaat. Als bij pensionering of bij het verlaten van het bedrijf met een overdracht van de reserves naar een andere groepsverzekering blijkt dat de rendementsgarantie niet gehaald wordt, moet de werkgever bijpassen.