I am retired and my spouse has died. How does this affect my pension?

We have discussed the survivor's pension or transition allowance which a widow/widower who is still working is entitled to in the event of the death of his/her spouse. But what happens if the beneficiary is retired? There are two possibilities in this case.

SEPARATE PENSIONS

In the first case, both spouses receive their own pension at a single pensioner rate. In this situation, the pension of the deceased spouse is discontinued and the surviving spouse continues to receive his/her pension at a single pensioner rate. The retirement pension of the surviving spouse may be supplemented by a survivor's pension up to a ceiling of 110% of the survivor's pension, calculated based on a full career. This is the case if this amount is higher than the surviving spouse's pension at a single pensioner rate. In the opposite case, the surviving spouse continues to receive his/her single pensioner rate.

The couple must have been married in order for a spouse to be eligible for the survivor's pension. Legal or de facto cohabitants are not entitled to it.

JOINT PENSION

The other situation is the one in which the married couple received a joint pension. This is the case if one of the spouses has (almost) never worked, and has therefore not built up (much of) a pension. If this spouse is entitled to a pension amounting to less than 25% of the pension of his/her spouse, there will be a recalculation for a joint pension. The couple will therefore receive 1.25 times the amount of the spouse who is entitled to a bigger pension.

If the couple received a joint pension and the surviving spouse is the person whose pension determines the calculation of the joint pension, i.e. the spouse with the bigger pension, this person will then simply go from a joint pension to a pension at a single pensioner rate.

If the couple received a joint pension and the surviving spouse is the other spouse,i.e. the spouse with the lower pension, this person will therefore receive a survivor's pension equal to 80% of the joint pension, if the surviving spouse is not entitled to his/her own pension. If the surviving spouse is entitled to his/her own pension – even a small one – it will be supplemented by a survivor's pension up to a ceiling of 110% of the survivor's pension, calculated for a full career.

Here is an example. Charles and Claire are happily married. Charles had a full career and receives a good pension. Claire has never worked in order to take care of the children. At the age of retirement they receive a joint pension – a pension for both of them – based on Charles's career. If Claire dies first, Charles will receive a pension at a single pensioner rate (based on his own career). But if Charles dies first, Claire will receive a survivor's pension which corresponds to 80% of the joint pension.

bbm_gettyimages-592539733.jpg
In this article

    Vandaag hebben de (onderwijs)bonden het werk neergelegd om pensioenmaatregelen, zoals voorgesteld in de supernota van De Wever, te blokkeren. Hoewel overgangsmaatregelen natuurlijk altijd noodzakelijk zijn voor leerkrachten op een boogscheut van hun pensioen, is een volledige afwijzing van de hervormingen niet de oplossing. Het is niet meer van willen, de volgende regering moét de Belgische pensioenen onder handen nemen. In zijn meest recente cijfers voorspelt de Studiecommissie voor de Vergrijzing dat de pensioenuitgaven bij ongewijzigd beleid zullen stijgen van 11.2% van het bbp in 2023 tot 12.3% in 2029 en 13,7% in 2070 (SCvV, 2024). De extra kosten bedragen ruim 14 miljard euro, waarvan ruim 6 miljard nog voor 2030 komen. Dit maakt duidelijk dat snel ingrijpen noodzakelijk is. Stilstand leidt alleen maar tot een nog groter probleem, dat later met nog zwaardere maatregelen zal moeten worden aangepakt. 


    De huidige pensioenregeling legt een steeds zwaardere druk op de samenleving. We werken te kort om daarna te lang van een pensioen te genieten: gemiddeld 34,5 jaar werken om daarna 24 jaar van ons pensioen te genieten (Eurostat 2022). Ter vergelijking: Nederland registreert een gemiddelde loopbaanduur van 43,2 jaar, Duitsland van 39,3 jaar, en Frankrijk van 36,6 jaar. 

    De supernota biedt drie sleutels om dit aan te pakken: 

    1. Gelijke behandeling, ongeacht het statuut, is een must: om de kosten te drukken, moeten we pensioenrechten sterker koppelen aan het aantal gewerkte jaren via een bonusmalus-systeem. Zo kunnen we langere loopbanen stimuleren zonder een harde verplichting op te leggen. Het is hierbij noodzakelijk om pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen gelijk te trekken. Op dit moment krijgen leerkrachten gunstigere voorwaarden (tantièmes) waardoor ze 41-42 jaar moeten werken voor een volledige loopbaan, terwijl werknemers in de privé 45 jaar moeten werken voor lagere pensioenen. Gelijke behandeling, ongeacht het statuut, is een must. Het doel zou moeten zijn dat iedereen 45 jaar werkt. De voorgestelde harmonisering tussen de pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen past hierin. Dit is al lang een punt van discussie. Te lang. 

    2. Duidelijker verband tussen arbeid en pensioenopbouw: de afbouw van gelijkgestelde periodes voor brugpensioen, landingsbanen en langdurige werkloosheid is een noodzakelijke maatregel. Mensen moeten gestimuleerd worden om actief te blijven, en deze inactiviteit mag niet langer gelijkstaan aan werk. Dit is uiteraard een moeilijke keuze, maar wel de juiste. 

    3. Hervorm de berekening van de huidige pensioenen: met enkel meer en langer werken, redden we het niet. De regeringsonderhandelaars kijken terecht naar de huidige pensioenen. Hoewel er hier belangrijke stappen worden gezet, zoals bijvoorbeeld het afschaffen van de perequatie, kan de reële groei van de hoogste pensioenen nog verder worden getemperd. Dit zou zorgen voor een eerlijkere verdeling van de lasten tussen jongere en oudere generaties, zonder dat de nominale pensioenen dalen.

    Een oproep tot redelijkheid

    De zorgen van de onderwijsbonden zijn begrijpelijk: niemand wil een hervorming die hun pensioenrechten plots en zonder nuance aantast. Maar hervormingen hoeven niet oneerlijk te zijn. Overgangsmaatregelen kunnen en moeten ervoor zorgen dat mensen de tijd krijgen om zich  aan te passen en aanvullende pensioenpijlers op te bouwen. Wat echter niet kan, is een complete afwijzing van elke hervorming. Zo maken we alleen maar een onmogelijk hoge rekening voor onze jongere generaties die ze op termijn niet meer gaan kunnen betalen. Politieke moed zal nodig zijn om het pensioenstelsel toekomstbestendig te maken. Maar pensioenhervorming mag geen taboe zijn. Het is een kans om een eerlijker, duurzamer en realistisch systeem te creëren dat werkt voor iedereen. Laten we die kans grijpen! 


    Martijn Hoogeweegen, CEO van levensverzekeraar NN
    Colin Sanders, wetenschappelijk medewerker, UHasselt en longevity specialist voor NN 
    Bart Chiau, professor faculteit Economie, UGent en verzekeringsexpert van NN

    Share this article